12
De eerste inwerkingstelling en het aan-
passen van de regeling aan de plaatse-
lijke en bouwkundige situatie moeten
worden uitgevoerd door uw verwar-
mingsfirma.
Als gebruiker van een nieuwe verwar-
mingsinstallatie bent u verplicht om deze
verwarmingsinstallatie onmiddellijk aan
te geven bij de bevoegde schoorsteen-
veger voor uw gebied. De erkende
schoorsteenveger voor het gebied ver-
strekt informatie over uit te voeren werk-
zaamheden aan uw stookinstallatie
(bijv. regelmatige meting, reiniging).
Aanwijzing
In deze gebruiksaanwijzing worden alle
functies van de warmtepompregeling
beschreven. Sommige functies zijn
alleen met toebehoren mogelijk. Deze
functies worden niet apart gekenmerkt.
Bij vragen over de functionaliteit en het
toebehoren van uw toestel en uw ver-
warmingsinstallatie wendt u zich tot uw
verwarmingsfirma.
Toegestane omgevingstemperaturen
Binnenunit:
■ Toegestane omgevingstemperaturen
5 °C tot 35 °C
Buitenunit:
■ Toegestane omgevingstemperaturen
voor type HAWB-M 222.A26 en
HAWB-M 222.A29:
–15 °C tot 35 °C
■ Toegestane omgevingstemperaturen
voor type HAWB 222.A29:
–20 °C tot 35 °C
Ventilatietoestel Vitovent 300-F:
■ Toegestane omgevingstemperaturen
2 °C tot 35 °C
Vakbegrippen
Voor een beter begrip van de functies
van uw warmtepompregeling worden
sommige vakbegrippen nader ver-
klaard.
Deze begrippen zijn als volgt geken-
merkt:
Meer informatie vindt u in het
hoofdstuk ”Verklaringen van de
begrippen” in de bijlage.
Eerst informeren
Eerste ingebruikneming
5459 271 B/fl