12
Installatievoorbeelden
6
Specifieke parameterinstellingen in functie van de
installatie
Niveau eindgebruiker :
Parameters 11 - 17, resp. 21 - 27, resp. 31 - 37
stookcyclus aanpassen
Parameters 50 - 55 instelwaarden aanpassen
Serviceniveau
Adres :
Parameter 910 op ketel 1 # 1 zetten
Bedieningstoestel als ruimtetoestel :
Parameter 130 op AAN zetten, indien passende
referentieruimte beschikbaar.
Opmerking : met de parameter 90 kunnen de uit-
gangen getest worden. Met de
parameters 110 tot 120 kunnen de van
de regeling afhankelijke waarden
gecontroleerd worden.
Specifieke parameterinstellingen in functie van de
installatie
Niveau eindgebruiker :
Parameters 11 - 17, resp. 21 - 27, resp. 31 - 37
stookcyclus aanpassen
Parameters 50 - 55 instelwaarden aanpassen
Serviceniveau
Adres :
Parameter 910 op ketel 1 # 1 zetten
Bedieningstoestel als ruimtetoestel :
Parameter 130 op AAN zetten, indien passende
referentieruimte beschikbaar.
Parameter 215 op GEEN.
Circulatiepomp :
Parameter 174 op circulatie zetten
Parameter 178 kiezen welke sturing
Parameter 179 eventueel looptijd begrenzen
Opmerking : met de parameter 90 kunnen de uit-
gangen getest worden. Met de
parameters 110 tot 120 kunnen de van
de regeling afhankelijke waarden
gecontroleerd worden.
6.2 Pompstookkring en waterverwarmer met circulatiepomp