58
BELANGRIJK Als u kort richting wilt
aangeven, voor het uitvoeren van een
manoeuvre waarvoor het stuurwiel
slechts weinig hoeft te worden verdraaid,
dan drukt u de hendel iets omhoog of
omlaag (A of B) zonder dat de hendel
vergrendelt. Zodra u de hendel loslaat,
gaat deze automatisch terug.
HENDEL RECHTS
Met hendel (A-fig. 48) bedient u de
ruitenwissers en -sproeiers.
Ruitenwissers
De hendel kan in vier verschillende stan-
den worden gezet (fig. 49):
A - Ruitenwisser uitgeschakeld.
B - Wissen met interval met instelbare
frequentie.
C - Langzaam continu wissen.
D - Snel continu wissen.
Hendel (E-fig. 50) draaien = instellen
van het wisinterval.
P4Z00058
fig. 47
P4Z00059
fig. 48
P4Z00060
fig. 49
P4Z00061
fig. 50