- 8 -
Nederlands
MONT AGE-INSTRUCTIES
1. V erwijder de afdekplaat
À À
À À
À los zoals afgebeeld (a & b) (Fig. 1).
2. Open de detector . (
Á Á
Á Á
Á &
 Â
 Â
 Fig. 1).
3 . Breek naar behoefte éé n of beide kabeldoorvoeropeningen open
à Ã
à Ã
à (Fig. 2).
4. Monteer de detector tussen 1,8 en 3,0 m hoog.
5 . Selecteer de montagegaten voor hoekmontage
Æ Æ
Æ Æ
Æ of wandmontage
Å Å
Å Å
Å (Fig. 2).
• Montagegat voor montagebeugel
W W
W W
W (Fig. 2).
• Montagegat voor sabotagebeveiliging tegen loswrikken
Ç Ç
Ç Ç
Ç (Fig. 2).
moet altijd gebruikt worden voor zowel hoekmontage (
Ç Ç
Ç Ç
ÇA) als wand-
montage (
Ç Ç
Ç Ç
ÇB).
6 . Gebruik de basis als model voor het aanduiden van de schroefgaten op de wand.
7. Bevestig de basis aan de wand.
8. Strip de kabel over een lengte van 5 cm
È È
È È
È en trek hem door de doorvoer-
opening(en)
à Ã
à Ã
à en trekontlasting
É É
É É
É (Fig. 2).
9. Bedraad de detector zoals aangegeven (Fig. 4).
• Optioneel reserveklemmenblok
(Fig. 2).
10. Sluit de detector
Á Á
Á Á
Á &
 Â
 Â
Â, breng de schroef
aan en zet de afdekplaat terug
À À
À À
À (Fig. 2.)
De detector is een microgolf-gecontroleerde PIR-bewegingsdetector en moet
geï nstalleerd worden met het oog op een optimale PIR-detectie. De beste
detectie verkrijgt men wanneer de te verwachten bewegingen van een indringer
loodrecht of diagonaal op het dekkingspatroon lopen.
OPTIMALE PLAA TSING V AN DE DETECTOR
De tweevoudige verwerkingstechnologie van deze detector zorgt voor een hoge
immuniteit tegen ongewenst alarm. Het is echter belangrijk dat mogelijke
bronnen van instabiliteit worden vermeden, zoals:
PIR risico’s:
- Direct zonlicht op de detector .
- Hittebronnen binnen het gezichtsveld.
- Sterke luchtstromen over de detector .
- Grote dieren binnen het gezichtsveld.
Anti-maskeringsrisico’ s (AM):
- Bewegende voorwerpen op minder dan 1 meter van de voorkant van de
detector .
- Insecten op de detector .
- Moderne fluorescerende lampen in de nabijheid (op minder dan 1,5 m).
Microgolfrisico’ s:
- Montage op een oppervlak dat kan trillen.
- Metalen oppervlakken die microgolven weerkaatsen.
- Stromend water in kunststof leidingen (in nabijheid van de detector).
- V erwarmings- of airconditioningsventilatoren in het gezichtsveld van de
detector .
SABOT AGEBEVEILIGING TEGEN LOSWRIKKEN
De schakelaar voor de sabotagebeveiliging tegen verwijderen is ingebouwd
op de printplaat. De schakelaar wordt geactiveerd door pen 8 (Fig. 2). Om
deze sabotagebeveiliging te kunnen gebruiken moet het montagegat voor de
sabotagebeveiligingspen vastgezet zijn. De sabotagebeveiliging tegen loswrik-
ken kan gebruikt worden op een vlakke wand en in slechts éé n hoekmontage-
positie.
DD477AM(C)/DD497AM(C) ENKEL, DUBBELE-LUSFUNCTIE (J1) (Fig. 5 & 8)
1: Standaard alarmlus .
De sabotage-uitgang is geï soleerd van de alarmrelaisuitgang. De eindweer-
stand in het sabotagecircuit wordt kortgesloten.
Klemmen 3 en 4 van de alarmrelaisuitgang moeten gebruikt worden voor
de aansluiting op het controlepaneel.
Klem 5 kan niet gebruikt worden als reserveklem. Gebruik in plaats hiervan
de optionele reserveklem in de basis van de detector ( Fig. 2).
2: Eindlus .
De sabotage-uitgang is geï soleerd van de alarmrelaisuitgang.
De impedantie van de sabotagelus bedraagt nu 4K7.
Klemmen 4 en 5 van de alarmuitgang moeten gebruikt worden voor de
aansluiting op het controlepaneel. De impedantie van de alarmrelaislus
bedraagt 4K7.
3: Dubbele lus .
Met een dubbele lus kunnen de sabotage- en alarmlussen via twee draden
bewaakt worden. In figuur 8 worden twee voorbeelden gegeven van de
manier waarop de detector kan worden aangesloten op het controlepaneel,
naast de posities van jumper J1 in de verschillende detectoren (dubbele
lus, éé n toestel en meerdere toestellen).
In normale toestand (geen alarm), bedraagt de impedantie van de dubbele
lus 4K7. Wanneer een detectoralarm optreedt, gaat het alarmrelaiscontact
open en verhoogt de impedantie van de dubbele lus tot 9K4, wat een alarm
aangeeft. Wanneer de behuizing van de detector geopend wordt, gaat het
sabotagecircuit open en wordt de dubbele lus onderbroken, wat een
sabotagealarm aangeeft.
INSTELLING V AN HET BEREIK (Fig. 2 & 5)
Stel het PIR- en microgolfbereik afzonderlijk in met behulp van de jumpers J2 en J3.
VOORKEURINSTELLINGEN.
DD477AM(C)/DD478AM(C)
MICROGOLFBEREIK PIR-BEREIK
Programmeer het bereik met jumper J2 Programmeer het bereik met jumper J3
16 m = bereik ingesteld op 16 m 16 m = bereik ingesteld op 16 m
10 m = bereik ingesteld op 10 m 10 m = bereik ingesteld op 10 m
7 m = bereik ingesteld op 7 m
DD497AM(C)/DD498AM(C)
MICROGOLFBEREIK PIR-BEREIK
Programmeer het bereik met jumper J2 Programmeer het bereik met jumper J3
20 m = bereik ingesteld op 20 m 20 m = bereik ingesteld op 20 m
12 m = bereik ingesteld op 12 m 12 m = bereik ingesteld op 12 m
7 m = bereik ingesteld op 7 m
Selecteer altijd het bereik dat het beste overeenstemt met de afmetingen van
het te beveiligen gebied.
Controleer het dekkingspatroon en stel bij indien nodig.
ALARMGEHEUGEN (Fig. 6 & 7)
Opmerking: Stel eerst het juiste actieve controlevoltage ("CV") in met behulp
van DIP-switch 6.
Sluit "CV" aan op klem 10 wanneer het systeem ingeschakeld is. W anneer het
systeem uitgeschakeld is, moet de "CV" ontkoppeld worden. Als een alarm
optreedt tijdens de ingeschakelde periode, geeft een knipperende LED aan
welke detector(en) het alarm heeft gemeld. Door de "CV" weer aan te sluiten
(het systeem weer in te schakelen) worden de LED-indicatie en het geheugen
gereset.
UITSCHAKELING MICROGOLFFUNCTIE
De DD400AM(C) serie beschikt bovendien over een functie waardoor
wanneer het systeem uitgeschakeld wordt met looptest uit, ook de
microgolfzender wordt uitgeschakeld. De detector functioneert dan enkel
als PIR. Wordt geen "CV" toegepast dan moet altijd DIP switsch 5 op "ON"
gezet worden. W ordt Dip switch 5 op "OFF" gezet, dan funtioneerd de
detector enkel als PIR.
OP AFST AND IN-/UITSCHAKELEN V AN DE LOOPTEST-LED (Fig. 6)
Om een looptest van de detector uit te voeren, moet de "CV" ontkoppeld worden
van klem 10 (houdfunctie) en aangekoppeld worden aan klem 1 1. De detector-
LED gaat dan branden en daarna uit wanneer het alarmrelais opent en sluit,
zodat de looptest kan plaatsvinden.
Opmerking 1: Het louter oproepen van de looptestfunctie zal het alarm-
geheugen niet wissen. Nadat het systeem uitgeschakeld is na een alarm, kunt
u de looptest Aan schakelen. W anneer u de looptest Uit schakelt, verschijnt de
indicatie van de gememoriseerde alarmen opnieuw . Alleen wanneer de "CV"
weer wordt aangekoppeld aan klem 10 (dus wanneer het systeem weer in -
geschakeld wordt), wordt het geheugen gewist en worden de LED’s gedoofd.
Opmerking 2: Om de looptest-LED in te schakelen zonder "CV" ingang, moet
DIP-switch 5 op positie "ON" gezet worden. Na de looptest, moet DIP-switch 5
op "OFF" gezet worden.
Let op: Met DIP switch 5 op "OFF" functioneerd de detector enkel als PIR.
Opmerking 3: Aritech adviseert om regelmatig een looptest uit te voeren
van de detector en de communicatie met het controlepaneel te controleren.
DIP-SWITCHINSTELLINGEN (Fig. 2 ( ) & 7)
DIP-switch 1: W anneer indicatie “Storingsuitgang ”?
"ON " geeft Storing enkel aan wanneer het systeem uitgeschakeld is (overdag).
"OFF " geeft Storing altijd aan .
DIP-switch 2: Gevoeligheid anti-maskering
"ON " selecteert een hoger niveau voor de Anti-maskeringsgevoeligheid .
"OFF " selecteert de standaard Anti-maskeringsgevoeligheid .
DIP-switch 3: “Storingsuitgang ” resetten
"ON " reset van de Storingsuitgang na alarm.
"OFF " reset van de Storingsuitgang enkel wanneer toegelaten.
DIP-switch 4: Indicatie “Storingsuitgang ”
"ON " geeft de Anti-maskeringssignalen weer via zowel het STORINGS-
als het ALARM-relais.
geeft T echnische storing enkel aan via het ST ORINGS-relais.
"OFF " geeft Anti-maskering en T echnische storing aan op de ETO.