streven kamertemperatuur bereikt, wordt de
compressor automatisch uitgeschakeld en werkt de
airco in de ventilatiemodus (FAN). Zodra de
binnentemperatuur in de koelmodus (COOL) stijgt tot
de ingestelde waarde of in de verwarmingsmodus
(HEAT) daalt tot de ingestelde waarde, wordt de
compressor opnieuw ingeschakeld.
7. In ruimten met een hoge relatieve
luchtvochtigheid (boven 80% rel.
luchtvochtigheid), worden op het oppervlak van
het binnenapparaat in de koelmodus
waterdruppels gevormd:
Stel de horizontale luchtklep op de verticale
luchtuitlaatpositie af en kies een hoog
ventilatortoerental (HIGH).
8. Verwarmingsmodus:
De airco zuigt warme lucht uit het buitenapparaat en
geeft die in de verwarmingsmodus af aan de
omgeving via het binnenapparaat. Daalt de
buitentemperatuur, vermindert overeenkomstig de
door de airco aangezogen hoeveelheid warme lucht.
Tegelijkertijd verhoogt de warmtelast van de airco als
gevolg van het grote verschil tussen de binnen- en
buitentemperatuur. Dit kan ertoe leiden dat door de
airco geen voldoende kamertemperatuur kan worden
bereikt. Let wel dat van de verwarmingsfunctie enkel
in de overgangstijd zinvol gebruik kan worden
gemaakt.
9. Functie voor een automatische herstart: Als de
stroom uitvalt terwijl de airco in werking is wordt
het apparaat volledig uitgeschakeld.
Is de stroomtoevoer hersteld, knippert de aanduiding
OPERATION op het binnenapparaat. Voor het
herstarten van het apparaat drukt u op de
afstandsbediening de toets ON/OFF in.
10. Een bliksemontlading of de radiotelefoon van
een auto die in de buurt van de airco in werking
is kan tot fouten in het apparaat leiden.
Onderbreek in dit geval kort de stroomtoevoer van
het apparaat en breng dan de verbinding opnieuw tot
stand. Voor het herstarten van het apparaat drukt u
dan op de afstandsbediening de toets ON/OFF in.
12. Anomalieën
Cotroleer volgende punten alvorens u contact
opneemt met de klantendienst:
Het toestel werkt niet. Controleer volgende
punten:
1. Is er netspanning aan het stopcontact?
2. Controleer de beveiliging van het stopcontact!
3. Staat de tijdschakelaar ingesteld?
Het toestel koelt niet voldoende!
Controleer volgende punten:
1. Is de temperatuur goed ingesteld?
2. Is de luchtfilter vuil? Maak hem schoon en plaats
hem terug.
3. Zijn de in- en uitgangen van het toestel buiten
geblokkeerd?
4. Is de slaapfunctie misschien overdag ingesteld?
5. Zijn de verbindingen tussen het toestel binnen en
buiten niet meer dicht? Misschien is er te weinig
koelvloeistof voorhanden. In dit geval moet u uw
servicepartner contacteren.
De afstandsbediening werkt niet!
(Let op: de afstandsbediening werkt enkel in een
straal van 8 meter rond het toestel binnen.)
1. Zijn de batterijen nog in orde? Vervangen!
2. Zijn de batterijen juist geplaatst? Let op de
polariteit!
3. Zijn er voorwerpen aanwezig tussen het
binnenapparaat en de afstandsbediening die het
signaal storen? Verwijder deze voorwerpen.
Controleer volgende punten bij stroomuitval:
Druk op de AAN/UIT-schakelaar na stroomuitval.
Wanneer de problemen niet verholpen zijn na het
controleren van de bovenstaande zaken, schakelt u
het toestel uit en neemt u best contact op met de
bevoegde servicepartner.
Bij de volgende foutaanduidingen gelieve
onverwijld onze servicepartner te contacteren.
Aanduiding E1
Circulatieluchtsensor in het binnenapparaat is defect
Aanduiding E2
Sensor van de warmtewisselaar in het
binnenapparaat is defect
Aanduiding E4
Geen koel-/verwarmingsvermogen
Aanduiding E5
Koelmodus – beveiliging tegen bevriezen heeft
gereageerd / verwarmingsmodus – beveiliging tegen
oververhitting heeft gereageerd
NL
19