72 73
3
Geavanceerde technieken
Fotofuncties Stilstaande beelden fotograferen
Stand Stilstaande beelden fotograferen
*Zie blz. 63 voor het
weergeven van de menu’s
GEBRUIK VAN EEN EXTERNE FLITSER Beschikbaar bij de fotofuncties: P, S, A, M
1
2
3
Om een externe flitser te kunnen gebruiken, zet u de
functie EXTERNAL FLASH op “ON”. Synchronisatie is
mogelijk met sluitertijden tot 1/1000 s.
! Stelt u sluitertijden korter dan 1/1000 s in, dan kan het beeld
donker worden.
! Als witbalans functie (zie blz. 66) kiest u “AUTO” of aange-
paste witbalans (zie blz. 73).
1 Sluit de ingebouwde flitser.
2 Schuif de externe flitser in het accessoireschoentje
van de camera en draai de borgmoer vast.
! Klapt u de ingebouwde flitser op terwijl de externe flitser
ingeschakeld (ON) is, dan ontsteekt de ingebouwde flitser
eenmaal als een signaal voor de externe flitser om te ont
-
steken. Tussen het accessoireschoentje en het flitscontact
wordt geen signaal uitgewisseld om te ontsteken.
Hoewel u de normaal gangbare flitsers kunt
gebruiken, is het mogelijk dat u bepaalde camera-
afhankelijk flitsers niet kunt gebruiken
Steek de plug van het flitskabeltje van de externe
flitser vooral helemaal in het flitscontact van de
camera .
Als fotofunctie kunt u “P”, “S”, “A” (zie blz. 41, 42, 43)
of “M” (zie blz. 44) instellen, maar de functies “A” en
“M” verdienen de voorkeur.
! Flitsen is niet mogelijk met de functie voor repeterende
opnamen Eerste vier van de reeks opnamen (zie blz. 54) en
automatische proefbelichting (zie blz. 56).
Accessoire-
schoentje
Flitscontact
Dopje flitscontact
Flitskabeltje
◆ Gebruik van het flitscontact ◆
4
* Afbeelding van een in de handel verkrijgbare
externe flitser
Instellingen van de externe flitser (bij flit-
sers zonder automatische flitsersturing)
Bij gebruik van een externe flitser volgt u de aanwijzin-
gen in de handleiding van de flitser en specificeert u de
instellingen zoals hieronder is beschreven.
• Selecteer de flitserfunctie van de externe flitser (de
functie TTL kunt u niet gebruiken).
• Stel op de flitser dezelfde diafragmawaarde in die
door de camera werd gemeten en ingesteld.
• Stel op de flitser dezelfde ISO-equivalente gevoelig-
heid (zie blz. 61) in als op de camera.
Als de witbalans verkeerd is ingesteld
Breng de witbalans in overeenstemming met de exter-
ne flitser in “
A” WHITE BALANCE in het fotomenu
(zie blz. 66), selecteer de functie aangepaste witbalans
“O, P”.
Druk op de “MENU/OK”-knop.
Houd een blad wit papier zo voor de camera dat het
beeld ervan de hele monitor vult.
Als u nu de ontspanknop indrukt, ontsteekt de flitser
en wordt de witbalans ingesteld.
! De gespecificeerde voorkeurwitbalans zoals die door u werd
ingesteld, blijft gehandhaafd tot u een andere witbalans
instelt. Deze witbalans blijft ook gehandhaafd als u de bat
-
terijen uit de camera haalt.
! Nadat u uw opname gemaakt heeft, moet u de kleur (witba-
lans) van het beeld controleren.
Verschijnt de melding [OVER] (overbelicht) of [UNDER]
(onderbelicht), dan werd de witbalans niet bij de juiste
belichting gemeten.
Stel de belichtingscorrectie opnieuw in.
In negatieve zin (–) wanneer de indicatie [OVER]
verschijnt of in positieve zin (+) wanneer de indicatie
[UNDER] verschijnt.
Klik