63
NEDERLANDS
Functiebeschrijving
Bij de illustraties wordt de montage van de aandrijving op een
kanteldeur voorgesteld.
Bij montage-afwijkingen wordt eveneens een sectionaldeur
getoond. Hierbij wordt de letter
O
a gebruikt voor de kantel-
deur en
O
b voor de sectionaldeur.
Afbeelding 1a
Bij niet vermelde deurmodellen moet de snapper ter plaatse
worden vastgezet.
Afbeelding 1b.1
OPGELET: bij de montage van de aandrij-
ving moet het trekkoord verwijderd worden.
Afbeelding 3a.2
Bij een smeedijzeren handgreep de rail uit het midden monteren.
Afbeelding 2b
Bij centrale deurvergrendeling de rail uit het midden monteren.
Bij houten deuren de Spax-schroeven 5 x 35 uit het toebeho-
renpak gebruiken (boring Ø 3 mm).
Bij een excentrisch versterkingsprofiel aan de sectionaldeur, de
meenemer rechts of links aan het dichtstbijgelegen verster-
kingsprofiel monteren.
Afbeelding 4.1 en 4.2
Bij andere deurfabrikaten moet de vrije ruimte tussen het hoog-
ste punt van de deur en het plafond minstens 30 mm bedragen.
Afbeelding 10
Handelwijze:
De geleidingsslede inschakelen.
Afbeelding 12
Voor het aansluiten van de bedienelementen en beveiligingen
moet de kap van de aandrijving gedemonteerd worden.
Let op:
Antenne volledig uitrollen en zo mogelijk
schuin in de richting van de deuropening
aan het plafond van de garage bevestigen.
De antennendraad mag niet om metalen
onderdelen worden gewikkeld zoals bv.
spijkers, stutten e.d. Test de beste afstelling.
De aansluitklemmen kunnen meervoudig
worden bezet, maximaal echter met
1 x 2,5 mm
2
!
Lamp: 24 V/10 W, fitting: B(A) 15s
Afbeelding 13
Aansluiting van een externe bediening ‘impuls’
(volgordebesturing: OPEN-STOP-DICHT)
Eén of meer bedieningen kunnen parallel worden aangesloten
op de klemmen 1 en 2 .
Afbeelding 14
Aansluiting van een uitschakelaar
De klemmen 4 en 5 zijn standaard overbrugd. Hier kan een
uitschakelaar met verbreekcontact worden aangesloten. Bij
aansluiting moet de draadbrug worden verwijderd.
Aansluiting van de foto-elektrische cel als extra beveiliging.
Afbeelding 15
Geaarde (0V) foto-elektrische cellen en onderloopbeveiligingen
van het type A (alles ok = contact gesloten) moeten als worden
aangesloten:
Aarding (0V) aan klem 7
Voorziening (+ 24V) aan klem 3 (max. 100 MAI),
indien noodzakelijk
De in de fabriek geplaatste weerstand 8,2 kΩ tussen klemmen
6 en 7 verwijderen en in het schakeltoestel, zoals getoond,
tussen de schakeluitgang en klem 6 weer invoegen.
Afbeelding 16
Geaarde (0V) foto-elektrische cellen en onderloopbeveiligingen
van het type B (alles o.k. = contact gesloten) moeten als wor-
den aangesloten:
Aarding (0V) aan klem 7
Voorziening (+ 24V) aan klem 3 (max. 100 MAI),
indien noodzakelijk
De in de fabriek geplaatste weerstand 8,2 kΩ tussen klemmen
6 en 7 verwijderen en in het schakeltoestel, zoals getoond,
weer invoegen. Schakeluitgang aan klem 6 aansluiten.
Afbeelding 17
Aansluitklemmen van het vrije relais (externe verlichting,
knipperlicht of rondomlicht)
Klem 9 - 8
Sluiter max. contactbelasting
2,5 A/30 VDC 500 W/250 VAC
Klem 9 - 10
Opener max. contactbelasting
2,5 A/30 VDC 500 W/250 VAC
De verschillende functies van de aandri-
jving en het vrije relais kunnen worden
ingesteld m.b.v. 3 deelbare draadlussen
op de besturingsprintkaart (J1, J2, J3)
(zie afbeelding 18). Voor het scheiden
van de draadlussen moet de kap van de
aandrijving worden genomen.