58
O
PNAMESTAND - GEAVANCEERDE TECHNIEKEN
DIGITALE ONDERWERPSPROGRAMMA’S
Digitale onderwerpsprogramma’s optimaliseren de belichtings-, witbalans- en
beeldverwerkingssystemen van de camera voor specifieke omstandigheden en
onderwerpen. Gebruik de belichtings-keuzeknop om de het gewenste onder-
werpsprogramma in te stellen.
Sport/Actie – voor het bevriezen van snelle acties door korte sluitertijden. Let er bij flitsen
op dat het onderwerp zich binnen het flitsbereik bevindt (blz. 75). U kunt het flitsbereik ver-
groten door de cameragevoeligheid hoger in te stellen (blz. 74). Een eenpootstatief geeft
goede ondersteuning en werkt makkelijker dan een driepoot.
Zonsondergang – om de warme kleuren van een zonsondergang optimaal weer te geven.
Staat de zon laag boven de horizon, richt de camera er dan niet lang achtereen op. De
intensiteit van het zonlicht kan de CCD beschadigen. Zet tussen de opnamen door de
camera uit of dek het objectief af.
Nachtportret – voor fraai doortekende nachtopnamen waarbij onderwerp en achtergrond
uitgebalanceerd worden weergegeven. Gebruik een statief om trillingsonscherpte tegen te
gaan. Het flitslicht is alleen toereikend voor onderwerpen op niet te grote afstand, zoals een
persoon. Gebruikt u flitslicht, vraag uw onderwerp om ook na de flits nog stil te blijven staan;
de sluiter blijft enige tijd open om de achtergrond goed weer te geven.
Niet alle opnamefuncties, zoals de lichtmeetmethode, kunnen worden veranderd als u de digitale
onderwerpsprogramma’s gebruikt.
Portret – voor een warme, zachte huidtint en wat extra onscherpte
in de achtergrond. De meeste portretten zien er het beste uit met een
tele-instelling; verhoudingen in een gezicht worden dan normaal
weergegeven, en de beperkte scherptediepte leidt tot zachte,
onscherpe achtergronden. Gebruik hij hard zonlicht of tegenlicht flits-
licht om harde schaduwen op te helderen.