NEDERLANDS - 5
C2. GASHENDELBLOKKERING
De gashendelblokkering verhindert dat onopzettelijk gas
wordt gegeven. Wanneer de gashendelblokkering (A) op de
handgreep wordt bediend (terwijl men de motorzaag in han-
den heeft) wordt de gashendel (B) vrijgegeven. Bij het losla-
ten van de handgreep, worden de gashendel en de gashen-
delblokkering in hun ruststand vergrendeld. Dit mechanisme
wordt bediend door twee onafhankelijke terugstelveren. In
deze positie draait de motor met het stationaire toerental.
ATTENTIE! Gebruik nooit de motorzaag met de
gashendelblokkering die ingedrukt wordt
gehouden door plakband, koord of een ander
middel.
C3. KETTINGVANGBOUT
Deze machine is voorzien van een kettingvangbout die gesi-
tueerd is onder het rondsel. Dit mechanisme is bedoeld om
de terugslingerbeweging van de ketting te stoppen indien de
ketting knapt of van het blad afloopt. Deze verschijnselen zijn
te voorkomen door de ketting correct te spannen (zie hoofd-
stuk “ D. Montage Blad en Ketting”) . Onderwerp blad en ket-
ting altijd aan het correcte onderhoud (zie hoofdstuk
“Onderhoud”).
ATTENTIE! Gebruik de motorzaag nooit zonder
de kettingvangbout.
C4. ACHTERSTE BESCHERMING VAN RECHTERHAND
Deze bescherming dient niet alleen ter bescherming van de
hand in geval van wegspringen of breuk van de ketting, maar
verzekert ook een veilige greep in aanwezigheid van takken
of twijgen.
C5. DEMPING VAN TRILLINGEN
De motorzaag is voorzien van een systeem dat de trillingen
dempt die tijdens het gebruik van de motorzaag worden
opgewekt.
Het anti-trilsysteem beperkt de overdracht van de trillingen
van motorgedeelte en zaaggedeelte naar de handgrepen.
Het motorlichaam inclusief het zaaggedeelte zijn van de
handgrepen geïsoleerd door middel van trillingdempers.
C6. STOPSCHAKELAAR
De stopschakelaar zet de motor af. Controleer of u de machi-
ne onder alle omstandigheden kunt uitschakelen.
D. Montage blad en ketting
ATTENTIE! Start nooit de motorzaag zonder dat de ketting is gemonteerd of afge-
steld. Draag beschermende handschoenen wanneer u de ketting monteert of
afstelt.
ATTENTIE! Onthoud altijd dat de harpoen gemonteerd moet zijn, welke onmi-
sbaar is tijdens het vellen van bomen
ATTENTIE! Een te slappe ketting kan makkelijk wegspringen en vormt dus een
gevaar omdat zwaar of dodelijk letsel het gevolg kan zijn.
1. Controleer of de kettingrem niet geactiveerd is, door de
terugslagbescherming naar de achterste handgreep te
trekken.
2. Draai de moeren van de beschermkap van de koppeling
los en verwijder de beschermkap (kettingrem). Monteer het
blad op de bevestigingsbouten door het zo ver mogelijk
naar achteren richting koppelinghuis te duwen.
3. Leg de ketting boven het koppelinghuis. Voer vervolgens
de ketting door de sleuf. Begin vanaf de bovenkant.
Controleer of de snijkant van de tanden naar voren is gericht,
op de bovenkant van het blad.
4. De spanning van de ketting wordt afgesteld met behulp van
een schroef (A) en een pen (B). Wanneer het blad wordt
gemonteerd, is het zeer belangrijk dat de pen op de regel-
schroef uitgelijnd wordt met het gat in het blad (C). Door de
schroef te verdraaien, verplaatst de regelpen zich hierlangs.
Zoek dus deze afstelling alvorens het blad te monteren.
5. Monteer de beschermkap van de koppeling (kettingrem)
en zoek de kettingspanner in zijn zitting op het blad. Plaats
de harpoen in zijn zitting op de beschermkap van de kop-
peling, ter hoogte van de 2 bevestigingspennen zoals
getoond in de figuur.
Controleer of de tractietanden van de ketting ingrijpen in
het aandrijfwiel en of de ketting correct in de sleuf is gepla-
tst. Draai met de hand de bevestigingsmoeren van het blad
vast.
6. Span de ketting met de hiervoor bestemde schroef en de
combinatiesleutel en draai de schroef rechtsom.
7. Til tegelijkertijd de punt van het blad op. De spanning is
correct wanneer de ketting in de sleuf rondom het blad blijft
zitten. Bovendien moet de ketting zonder moeite met de
hand gedraaid kunnen worden.
Draai de twee moeren stevig vast terwijl de punt van het blad
omhooggetild wordt. Gebruik altijd de combinatiesleutel voor
het monteren en spannen van de ketting.
Controleer dikwijls de spanning van een nieuwe ketting, na
afloop van de inloopperiode. Een correct gespannen ketting
staat borg voor betere zaagprestaties en een langere levens-
duur.
De lengte van de ketting neemt met het gebruik toe.
Controleer dikwijls de spanning van de ketting, het liefst elke
keer dat brandstof wordt bijgevuld.