1
i
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
28
Een controle van het olieniveau
is alleen betrouwbaar als de auto
op een vlakke, horizontale onder-
grond staat en de motor minstens
15 minuten niet heeft gedraaid.
Motorolieniveaumeter
De motorolieniveaumeter geeft aan of
het motoroliepeil in orde is.
Bij het aanzetten van het contact wordt
eerst de onderhoudsintervalindicator
weergegeven en vervolgens gedurende
enkele seconden het motorolieniveau.
Olieniveau correct
Te weinig olie
Storing motorolieniveaumeter
Oliepeilstok
Als de aanduiding "OIL" knippert in
combinatie met het verklikkerlampje
service, een geluidssignaal en een mel-
ding op het multifunctionele display, is
het motorolieniveau te laag.
Controleer het olieniveau met de peil-
stok. Als blijkt dat het olieniveau te laag
is, moet olie worden bijgevuld om te
voorkomen dat ernstige motorschade
ontstaat.
Als de aanduiding "OIL --" knippert,
duidt dit op een storing in de motorolieni-
veaumeter. Raadpleeg een PEUGEOT-
servicepunt.
Raadpleeg het hoofdstuk "Controles"
voor de plaats van de peilstok en het
bijvullen van motorolie voor het motor-
type van uw auto.
2 merktekens op de peil-
stok:
- A = maxi; het oliepeil mag
nooit boven het niveau A
uitkomen,
- B = mini; als het oliepeil
niet boven het niveau B
uitkomt, moet het voor de
motor van uw auto voor-
geschreven type motor-
olie worden bijgevuld via
de vuldop.