82
AUTOMATISCH GEREGELDE AIRCONDITIONING
(•) Alleen als het systeem is ingesteld volgens de aanwijzingen in de paragraaf “Automatische of handmatige bediening van de compressor”.
(*) Bij een “koude” auto (lage buitentemperatuur, lage interieurtemperatuur en lage koelvloeistoftemperatuur) wordt de luchtopbrengst verminderd tot 35%
van de maximale luchtopbrengst, om te voorkomen dat er in het interieur een te grote toevoer is van koude lucht.
(**) De temperatuur van de verspreide lucht staat in relatie tot de koelvloeistoftemperatuur
Uitgevoerde handeling
Zichtbare
Melding
Reden
Starten van de auto (contactsleutel in
de stand MAR)
Ingestelde temperatuur wijzigen (Knop
(A-fig. 68) rechtsom/linksom
draaien)
Inschakeling recirculatie (op knop (E-
fig. 68)
v
) drukken)
Inschakeling functie
Z
(knop (C-fig.
68) volledig rechtsom draaien)
Inschakeling compressor als de
gewenste temperatuur lager of gelijk is
aan de buitentemperatauur (•)
Inschakeling compressor als de
gewenste temperatuur lager of gelijk is
aan de buitentemperatauur (•)
Inschakeling compressor
Inschakeling compressor
Uitschakeling recirculatie
Inschakeling achterruitverwarming
Maximale luchtopbrengst (*)
Maximale luchttemperatuur (**)
Lampje op knop
√
(D-fig. 68)
brandt
Lampje op knop
√
(D-fig. 68)
brandt
Lampjes op knoppen
√
(D) en
v
(E-fig. 68) branden
Lampje op knop
√
(D-fig. 68)
brandt
Lampje op knop
v
(E) gedoofd
Lampje op knop
(
(F) brandt
Om de gewenste temperatuur snel te
bereiken en te handhaven
Om de gewenste temperatuur snel te
bereiken en te handhaven
Om het beslaan van de ruiten te
voorkomen
Voor snelle ontwaseming/ontdooiing
van de ruiten
Automatisch geregelde functie